donderdag 9 februari 2017

Uit de serie Hits van Toen: liedje in rare taal

Voor koorzangers die wat naar de renaissance neigen, is het dromerige liedje Dindirindin een soort kraker. Vierstemmig, niet te lastig, fraaie samenklank. Veel  oude-muziek-koortjes hebben het op hun program. De vorm is simpel: het refrein bestaat uit de woorden dindirin-dindirin-dindirin-daña, dindirindin, dat het getinkel van kerkklokken verbeeldt. Het gaat namelijk over een jongedame die op een mooie zomerochtend een nachtegaal tegenkomt, tot wie zij spreekt: ‘Vlieg naar mijn geliefde, en zeg hem dat ik nu helaas getrouwd ben.’ Er zijn twee regeltjes couplet, dan refrein, en zo gaat het drie keer door. Leuke bonus is dat de tweede regel van ieder couplet gelijk is aan de eerste regel van het volgende vers. Dat scheelt weer bij het instuderen.

De ñ in het refrein doet een Spaanse afkomst vermoeden en na wat speurwerk ben ik erachter dat Dindirindin een van de ruim vierhonderd liederen is uit een zestiende-eeuwse Spaanse bundel. De Cancionero de Palacio was zo populair dat de liederen zich verspreidden in Spanje en het Franse zuiden. Maar toen ik de bladmuziek met tekst vijftien jaar terug voor het eerst onder mijn neus kreeg, wist ik niet wat voor chocola ik ervan moest maken. Het leek nog het meest op een mengelmoes van Italiaans, Frans en Spaans. Wat wás dit? De dirigent zei, alsof iedereen dat snapte en het heel normaal was: ‘Dit is Provençaals.’ Discussie gesloten. We zongen braaf na wat hij van de uitspraak bakte en we vonden dat we best aardig klonken.

Bron: wikipedia
In de afgelopen jaren heb ik Dindirindin met zangers van hier gezongen tijdens de zangvakanties in de Lot en de Aveyron. Het is immers een lied ‘van hier’. Met alle gevolgen vandien. We raken in discussie over de uitspraak. We kijken naar de tekst en iemand roept dat het Occitaans moet zijn. We gaan Youtube op en horen allerlei groepen een heel scala aan verschillende uitspraken gebruiken. Zo kom ik er achter dat de aankondiging ‘Dit is Provençaals’ het topje van de ijsberg is, en dat wat wij kennen als ‘het Frans’ nog maar kort bestaat. Maar dat laatste is weer een ander verhaal.

Taal is een interessant ding. Vooral wanneer die als een kostbaar fossiel bewaard blijft, zoals in dit liedje. In de oude muziek kun je taalgeschiedenis heel mooi terugzien, zeker in een gebied als het Franse zuiden en zuidwesten, waar van oudsher allerlei wegen elkaar kruisten – handelswegen, pelgrimswegen, vluchtwegen. Onder invloed van handel, diplomatie (en piraten!) ontwikkelde zich vanaf ongeveer de elfde eeuw een efficiënte mix, een Lingua Franca, waarmee iedereen elkaar min of meer kon verstaan. De basis werd gelegd vanuit de Noorditaliaanse talen en varianten van het Occitaans (het Provençaals is daar één van).
Toch fijn om het naadje van de kous te weten. Alhoewel, naadje… Nu komen we bij het volgende probleem: hoe gaan we deze Lingua Franca, uitgestorven in de negentiende eeuw, uitspreken? Het probleem is vergelijkbaar met de vraag naar dé authentieke uitvoering van een Mozart-symfonie. Uiteindelijk gaan we maar kiezen en aanpassen. 

Het maakt misschien ook niet zoveel uit. Die rondreizende piraten uit het jaar duizend zouden er de schouders over ophalen. Als we elkaar maar ongeveer verstaan.