dinsdag 25 juli 2017

Alternativo's



Wie in een prikkelarme omgeving wil leven, heeft het in het Zuidfranse westen relatief makkelijk. Het stille heuvellandschap is een bubbel, een kaasstolp. Eentje waar de tijd heeft stilgestaan en het grote wereldnieuws nauwelijks doordringt. Doe de TV de deur uit, focus op je vak (in mijn geval muziek en geschiedenis) en je vergeet letterlijk de wereld om je heen. De omgeving hier helpt daar bij. Er bestaan hier nog beroepen uit bijbelse tijden, zoals handoplegger, kleine boer, imker en schaapherder. Zelfs een kruidenvrouwtje heeft hier bestaansrecht. 

De kruidenvrouw uit ons dorp heet Julie Rodriguez, maar het is er niet zo eentje met een grijze knot en een wrat op haar kin. Julie is klein, bruin en energiek spichtig en ziet er altijd uit alsof ze net een douche heeft genomen onder een waterval van magisch levenswater. De leeftijd van dit natuurkind is moeilijk te schatten. Ze kan doorgaan voor dertiger en alleen haar werkhanden en rimpeltjes rondom de ogen en in het décolleté verraden dat ze tegen de vijftig moet lopen. Julie is geboren uit Spaanse ouders en opgegroeid in de ruigte van de Franse Pyreneeën. Haar donkerbruine ogen fonkelen onder zware wenkbrauwen in een smal gezicht en in het ravenzwarte springerige steken hier en daar vlechtjes in felgekleurde touwtjes. In de winter wordt ze een beetje bleek en staren haar arendsogen wat dromerig de verte in. Maar zodra de eerste warme zonnestralen het landschap van La France Profonde kussen, wordt ook Julie wakker, steekt gele bloemen in het haar en gaat de natuur in. Ze struint veld en weide af op zoek naar geneeskrachtige planten, waar ze essentiële oliën van destilleert. Samen met een groepje gelijkgestemden woont ze op een oude boerderij aan het einde van een zandweggetje, waar geleefd wordt met respect voor beest en natuur.

Er schuiven wel meer van dit soort alternatieve figuren door het Zuidwestfranse landschap. Deze winter hadden we nog een heuse Jozef en Maria, compleet met een schattig Jezusje met blonde krulletjes. In de vrieskou hadden ze hun bivak opgeslagen aan de voet van de heuvel. Hun tent bestond uit doeken die ze tactisch rondom een groepje bomen met laaghangende takken hadden gedrapeerd. Ze verkochten sprokkelhout op de markt en toen ik de volgende dag met een paar dekens de heuvel af reed, waren ze weer verdwenen.

Dit veertiende-eeuwse land bestaat dus nog steeds – maar dan zonder builenpest – en ik woon er middenin. Afhankelijk van welke routes je loopt, kom je dagenlang nauwelijks iemand tegen. Het is er dunbevolkt, er is geen industrie, de lucht is schoon en er kan makkelijk uit de natuur gegeten worden. Wanneer een boerderijtje leeg komt te staan omdat oma overlijdt, besluit de familie weleens tot verhuur. Een groep als die van onze plantkundige Julie Rodriguez trekt daar dan makkelijk in – die zijn blij met vier muren en een dak en hoeven niet per sé een luxe keuken of nieuwe badkamer. Het is voor hen een sport om uit de natuur te eten – Paddestoelen! Kruiden! Bloemen! Een paar geiten en schapen erbij, en de onvermijdelijke rij bijenkasten.

Zulk idealisme wordt hier steeds zichtbaarder, want de enthousiaste bio-overlevers met hun dreadlocks, herdershonden en zorgzaam vervaardigde producten zie je op zondag achter hun standjes op de markt. Van muziek houden ze ook. Vaak hoort bij de accessoires, afgezien van een grote hond, ook een trommel. Een dreadlock-meisje dat sieraden en snijplanken van zijdezacht notenhout maakt, blijkt ook gediplomeerd gitaarbouwster te zijn en vertelt, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, dat ze als kind viola da gamba speelde – de zeventiende-eeuwse voorloper van de cello – en stapel is op Renaissance-muziek. Oh, rijkdom.
Een andere kleurrijke alternativo is Nathalie, een beeldschone blondine met springerige krullen en felle blauwe ogen. Ze is onderzoeksjournaliste heeft als zwaartepunt in haar werk het opdiepen van milieuschandalen, waar ze graag en smakelijk over vertelt. Voordat ze bij ons in de heuvels kwam wonen, zeilde ze een jaar langs de Baltische kust met een Noorse zeeman, op zoek naar milieuschandalen en okee, een beetje liefde.

Nu maakt ze de landweggetjes van de Périgord onveilig met een oud type Landrover Discovery, en als ik haar weer eens tegenkom, stampt ze hard op de rem om gedag te zeggen. De auto staat meteen stil en haar smalle schouders en dikke zomerblonde krullen bewegen mee met de de schok. ‘Salut!’ roept ze. ‘Salut!’ roep ik terug. Ik sta aan de passagierskant van de Landrover en zie dat aan die kant het raampje aan gruzelementen is geslagen. Het luxe nepleren interieur zit onder de bloedspatten en een hamer ligt in een plasje bloed op de passagiersstoel.

‘Heb je een ongeluk gehad?’ vraag ik geschrokken.
‘Nee, merde, dat putain automatische con slot van die merde de chien con van een auto zat weer eens geblokkeerd, putain.’
Vloeken is hier een serieuze zaak. Het haalt de emotie en de scherpe randjes van een mogelijk traumatische gebeurtenis. Ik knik begrijpend want het ziet er niet best uit, daarbinnen.
‘Dus ik heb m’n raampje ingeslagen,’ gaat Nathalie verder en tilt haar linkerarm op, die in een provisorisch aangelegd verband zit. ‘En nu ga ik naar de doker, putain.’
Ik ben sprakeloos. Ik wist dat Nathalie stoer was, maar dit slaat wel alles.
‘Nu je er toch bent,’ vraagt ze. ‘Wil je even een sigaret voor me draaien?’ en geeft door het kapotgemepte raam een pakje shag aan. Met haar gewonde hand omklemt ze het stuur, dat ook rood is. Het pakje tabak trilt licht in haar rechterhand.
‘Een dunne graag,’ zegt ze.
‘Je ziet wit,’ zeg ik, en rol zo snel als ik kan mijn eerste sjekkie in jaren.
‘Merci.’ Ze steekt mijn onhandige creatie in de brand, schudt haar blonde lokken naar achter, roept ‘Ciao!’ en geeft gas. Op naar de dokter.

Een beetje onthutst blijf ik achter en denk aan de opschuddings-arme bubbel waarin ik mezelf laat leven. Ik volg geen wereldnieuws meer. Het heeft ermee te maken dat het me overstuur maakt, en ook dat ik me machteloos voel. Aan het wereldnieuws kun je niets doen. Begin bij jezelf en in je eigen omgeving, wordt vaak gezegd. Anderzijds maken sommigen je voor ‘onverschillig’ uit als je de actualiteit niet volgt. Dat is niet waar. Misschien is zelfs het tegendeel waar. Als bloed op een autostoel al zo hard binnenkomt! Nathalie de onderzoeksjournalist slaat eigen ruit in. Ik blijf voorlopig even in de bubbel. Het lokale nieuws is al heftig genoeg.


© 2017 Anke de Bruijn. All rights reserved   

zondag 23 juli 2017

Zonnige bloemkool



Leven in La France Profonde zorgt dat je niet hoeft na te denken over ecologisch verantwoord, dus seizoensgebonden, inkopen. Je hoeft maar één ding te onthouden en dat is naar de kraam van een producteur te gaan. Dat zijn de kleinere kraampjes met een beperkt aanbod. Er zijn zelfs kramen die alleen maar uit meloen bestaan. 

Ook vandaag ziet de zondagmarkt van Cazals weer rood en groen en geel met groenten van de zomer. Dus eten we tomatensoep, gazpacho, ratatouille, courgettetaartjes en nog meer ratatouille. En als we niet meer weten wat we nog meer moeten variëren, gaan we alles vullen met gehakt. Gevulde courgette, gevulde aubergine, gevulde paprika, gevulde tomaat, ja zelfs gevulde ui lukt met een beetje prutsen nog best. Wil je het vegetarisch, dan kun je bijvoorbeeld weer aubergine gebruiken om je paprika te vullen. Zo komen die seizoensgroenten wel op.

Het water liep me dan ook gevaarlijk in de mond toen ik op één van de twee grote (= niet-producteur) kramen een NIET-seizoensproduct zag liggen, namelijk een hele dikke bloemkool. Ik kreeg meteen zin in mijn favoriete studentenschotel: laagje aardappelpuree (uit een pakje, indertijd), laagje platgekookte bloemkool en heel veel kant-en-klaar-geraspte kaas (aan kruiden deed je als student niet). Those were the days.

Op het kaartje van afkomst stond Bretagne. Lokaal zat, voor iemand die in het Zuidwesten zit. Kom, mag best een keer, zeker nu ik al wekenlang ratatouille uit Dégagnac acht kilometer verderop aan het versnaaien ben.

Omdat de Bretonse kool niet meer in mijn rolwagentje paste, droeg ik hem op de arm, als een baby. En werd meteen gestraft voor de koop. De eerstvolgende kraam waar ik langsliep, maakte geluid. ‘Ze koopt een bloemkool, ze loopt met een bloemkool, wat gaat ze er mee doen?’ Het was de kaasboer die dankzij zijn kwaliteit en olijfgroene ogen (daar heb je er veel van, hier) een goede handel heeft met een verrukkelijke Morbier. Ik wist niet goed wat ik moest zeggen op zulk gefluister, dat toch wel iets had van bouwvakker-op-de-steiger-contact. Maar vooral voelde ik me nogal schuldig omdat ik in de hoogzomer een winter/voorjaarsgroente had gekocht. ‘Oui,’ zei ik dus alleen maar, vergezeld van een laf lachje. Hij fronste en daar kwam het: ‘Ze zijn niet in het seizoen!’ riep hij van achter zijn kazen. Een voorbijganger keek naar mijn bloemkool. ‘En ik hoef van jou geen kaas!’ dacht ik terug en maakte me uit de voeten.

Merde
nog eens aan toe. Vermoeiend hoor, zoveel bewustzijn. Die bloemkool keek me gewoon lachend aan. Dat weersta je toch niet? Maar okee, de kaasman had gelijk: Wat gaan we er mee doen?
Ik stel voor iets simpels met veel smaak en een exotisch tintje.

  • Snij je bloemkool in roosjes, leg in zout water en spoel af.
  • Laat de roosjes zachtjes gaarkoken in een laagje sinaasappelsap uit een pak. Voeg tijdens het koken wat zout, drie eetlepels geraspte kokos en een paar scheppen kerriepoeder naar smaak toe.
  • Kook rijst, zorg dat de korrels mooi droog zijn. Roer erdoorheen: een in stukjes gesneden banaan en een half gesnipperd en in olie gefruit uitje. Hou warm.
  • Rooster een handje cashewnoten of pinda’s in een pan met een laagje olie.
  • Schep tot slot een lepel crème fraîche door het bloemkoolmengsel heen, verplaats naar een mooie schaal en garneer met de noten en wat verse koriander.
  • Serveer met de rijst en komkommersala - die is dan weer van het seizoen.

© 2017 Anke de Bruijn. All rights reserved   

 

donderdag 18 mei 2017

Iedereen kan improviseren



‘Improviseren? Maar dat kan ik helemaal niet!’
Deze noodkreet klinkt vaak wanneer ik aan het einde van een zangworkshop voorstel om met z’n allen de workshop zingend af te sluiten.
Improviseren kan griezelig zijn. Geen tijd om voor te bereiden, geen woorden, geen noten. Niemand die duidelijk iets voordoet wat je vervolgens duidelijk na mag doen. Dit werd onlangs aangrijpend verwoord in een film over een dansvoorstelling waarin ex-militairen dansten die gehandicapt waren geraakt in de oorlogen van dit moment. De choreografie ontstond tijdens de repetities, door improvisatie. Een militair zei: ‘Ik ben gewend te worden beoordeeld op wat ik doe. Ik raak in de war als ik te horen krijg dat ik zelf mag weten welke bewegingen ik maak, en dat die niet verkeerd of fout kunnen zijn.’
Nou is improviseren niet volledig van ‘Doe maar gewoon wat’. Er is altijd een kader. In ons geval wordt dat kader gevormd door een paar akkoorden op de piano, waar de zangers dan hun stem bij laten klinken.  
Dat hoeft helemaal niet ingewikkeld. Eén langgerekte toon mag al. Alles mag, eigenlijk. Als het maar klinkt bij de akkoorden. En dat is makkelijker dan workshop-zangers in het begin denken. Het is namelijk heel moeilijk om buiten de harmonie of het akkoord te zingen. Met andere woorden vals of verkeerd zingen valt niet mee als je een welluidende harmonie hoort en daarin je stem mag ‘invoegen’.

Wanneer zangers dit uitgelegd krijgen, ontspannen ze. Dan stel ik voor om één woord of korte zin te nemen uit het repertoire dat ze in de workshop hebben zien langskomen. Het lied waar ze zelf aan gewerkt hebben, of een woord of frase die hen opviel in een lied van een van de anderen.
Vervolgens speel ik een paar keer de akkoorden in een bepaald ritme. Zo horen de zangers het harmonische en ritmische kader dat ze nodig hebben voor hun improvisatie. Geleidelijk schuift dan de ene na de andere zanger in. Dat levert mooie muziekstukken op.  De één houdt een lange bastoon aan, de ander zingt zachtjes la-la, eentje herhaalt klaaglijk Goooodbyeee, weer een ander zingt kordaat Alma del coooore, alma del coooore en de volgende gooit op gezette momenten een doe-bie-doe in de groep. 

Zo ontstaat een soort muzikale flow die een paar minuten duurt. Ik blijf steeds dezelfde akkoorden en hetzelfde ritme spelen, zodat er geen verrassingen ontstaan. Als dan onze laatste tonen geklonken hebben, weet iedereen: ‘Ik kan dus wel improviseren. Ik heb het immers net gedaan.’
Dit gaat allemaal heel mooi op akkoorden uit de Barok. Pachelbel’s Canon in D is misschien wel de bekendste opeenvolging van akkoorden. De basis is de basso ostinato, het baslijntje dat zich steeds herhaalt. Daar bovenop kun je tonen spelen of zingen die daar bij passen en voilà, je hebt een akkoord of harmony zoals de Engelsen zo mooi zeggen. De Canon is wel uitgeschreven door de componist, maar de muziek klinkt heel geïmproviseerd. Wil je deze muziek op Youtube opzoeken, luister dan ook meteen naar stukken die Chaconne of Passacaglia heten, bijvoorbeeld van een ensemble als L’Arpeggiata. Die werken met het zelfde principe. Hypnotiserend fijn want steeds weer die herhaling van mooie akkoorden.
En vergeet niet mee te zingen. Veel plezier.

© 2017 Anke de Bruijn. All rights reserved

zaterdag 6 mei 2017

Uit de serie Hits van Toen: de krakers van Dowland

We schrijven het jaar 1597. Terwijl de Spanjaarden vanuit Zuid-Amerika de aardappel importeren, zitten de Engelsen aan hun keukentafels te zingen. De boekdrukkunst is net uitgevonden, koningin Elizabeth I blijkt erg cultureel angehaucht en daarmee wordt de ene na de andere bundel met madrigalen (‘liedjes in je moers taal’) uitgegeven.

Het muziekleven op het Engelse eiland floreerde. Gedichten werden gezongen, niet voorgedragen. Alle lagen van de bevolking zongen, meestal meerstemmig. Bronnen uit deze tijd beschrijven dat allerlei liedvormen zich moeiteloos en niet gehinderd door klassenverschillen met elkaar mengden. Heren en dames klaarden de klusjes in hun huis zij aan zij met de bedienden, zingend. Families die het konden betalen, gaven de voorkeur aan een huishoudelijke hulp met een goede stem en solfège-kennis. De liederen waren madrigalen en songs of ayres, van het Franse woord ‘air’. Ayres waren bijzonder populair in Engeland, als voortvloeisels van oude Engelse volksliederen. Het madrigaal, Italiaans  van oorsprong en door de Britten ver-engelst, kon de ayre toch niet verslaan.
Een tijdgenoot schrijft: ‘[the English] sing verses worthy of remembrance, on every subject, amourous, religious, epic, satirical, pastoral, didactic, moving from the world of insects to the world of heroes. Songs rise naturally to their lips, no one knows why, they themselves do not know why.’

Bij de kapper hing een luit aan de wand, zodat je wat kon tokkelen terwijl je je beurt wachtte. Wie zich dan niet muzikaal kon redden, werd uitgelachen. Veel mensen konden van blad zingen. Het samen zingen aan tafel zien we op een praktische manier terug in de manier van drukken: de melodie-stem heeft samen met een eventuele luitspeler een eigen blad; de andere (drie) stemmen zijn op één blad zó gedrukt dat je eromheen aan tafel kunt zitten en niemand op z’n kop hoeft te lezen.

John Dowland was in deze tijd een soort pop-ster. Hij speelde fantastisch luit, kon goed zingen en componeerde zijn eigen liederen. Ook schreef hij instrumentale muziek om op te dansen. Hij was dus wat we tegenwoordig een singer-songwriter zouden noemen.
Net als veel andere kunstenaars had ook Dowland een donkere kant. Buiten de spotlights kon hij in een melancholieke bui raken. Hij zei wel van zichzelf dat hij ‘semper Dowland, semper dolens’ was: altijd Dowland, altijd een beetje down. Praktisch gezien had hij daar ook wel reden toe. Zijn grootste wens was hofcomponist te worden bij de Britse godin Queen Elizabeth I. Maar het lukte steeds niet – eerst werd zijn sollicitatie afgewezen, daarna was hij net aan het werk voor de koning van Denemarken, en vervolgens overleed net de hoveling die hem de post aan het hof had kunnen bezorgen.
Het weerhield hem er niet van om maar liefst elf omvangrijke muziekbundels te publiceren. Zijn airs worden nog steeds gezongen, waaronder het beroemde Now O Now, dat ook in onze zangvakanties in het Franse Zuidwesten op het programma staat.

Over pop-ster gesproken, Sting heeft zich vier eeuwen na dato aan het genre gewaagd en met een bevriende luitist, zijn klassiek-ongetrainde stem en gitaartalent een hele cd met Dowland-songs volgezongen. De meningen over deze actie zijn verdeeld. Zelf vind ik het wel aandoenlijk, een popzanger die zich zo kwetsbaar durft op te stellen. Op BBC Breakfast zat hij met een luit op schoot te vertellen dat hij niet zo goed luit kon spelen. Hij had ook zijn gitaar mee kunnen nemen.
En dan: waag het om ‘klassieke’ liederen te zingen met een niet-klassieke stem en puristen buitelen woedend over je heen. Maar ja, zo’n heilig huisje is ook relatief: kijk maar naar die zestiende-eeuwse kapperszaak. Die liedjes moesten gewoon gezongen worden, door iedereen, wat voor soort stem je ook had.

zondag 30 april 2017

Tweede boek is uit!

Dit voorjaar werd mijn tweede boek gepubliceerd. Dit schreef En Route-hoofdredacteur en schrijver Andy Arnts: "Leven in een ander land heeft haar altijd al aangetrokken. Als haar partner een burn-out krijgt, nemen buitenland-pretenties een vlucht en betrekken de twee een huisje in Zuidwest-Frankrijk. Daar zet de gedreven piano- en zangjuf haar werk voort, tot groot enthousiasme van de Franse dorpelingen.
In een even sprankelende als humoristische stijl stelt Anke ons voor aan een bonte stoet van personages die zij in haar nieuwe thuisland ontmoet: de aannemer die aan de keukentafel komt uithuilen, de slager die van zijn winkel een kroeg maakt, een vuilbekkende fysiotherapeut, een priester met een voorliefde voor Amerikaanse feel-goodfilms en andere schilderachtige figuren."

Gratis verzending in Nederland. Bestellen: klik hier.

 

 

 

Mijn eerste boek, Pekingeend, is ook nog verkrijgbaar