maandag 14 maart 2016

Zingen met je tribe



Op een school waar ik ooit werkte, gaf ik Engels en Nederlands met een collega die tot haar zestigste in het Groot Omroepkoor had gezongen. Dat is niet een koor waar je eens in de week twee uurtjes heen gaat. Je zit er nagenoeg dagelijks. Dagelijks! En dan de hele dag! Zingen als negen-tot-vijf-baan. Ze vertelde er graag over en vanzelfsprekend hing ik aan haar lippen. Concerten met maestro Gergiev. Wereldpremières van vreemdklinkende werken. Een hele kast vol optreedkledij. Met het hele spul de bus in en de grens over, singers on tour. Masterclasses bij operadiva Rita Streich in Wenen. ‘Frau Streich, gaat u mee Sachertorte eten?’
Maar wat de grootste indruk op me maakte, was één opmerking. ‘Weet je wat ik het meeste mis?’ zei Lana op een dag, ‘al dat lachen.’ Als je zelf in een koor zingt, kun je je daar alles bij voorstellen. Om een ongelukkig geformuleerde aanwijzing van de dirigent, om een rare fout die je zelf of iemand anders maakt, om iets wat je buuf zegt, om iemand die van pure ontspanning van het instrument een boer of wind niet kan tegenhouden (komt best voor), om helemaal niks, de slappe lach krijgen en nooit meer op kunnen houden. En als het dan eigenlijk stil moet zijn, moet je nog veel erger lachen. Net als toen je klein was op school. Kennelijk verschillen professionele koren wat dat betreft niet zoveel van amateurkoren.

Zoals iedereen weet, maakt zingen blij. Zingen in een groep maakt super-blij. Al die stemmen bij elkaar. Weg ego, weg ik-mot-me-laten-gelden, weg ik-mot-gelijk-krijgen. Lekker samen zingen is op een natuurlijke manier onderdeel van de groep zijn. Uit het Science-hoekje van de New York Times: Music works as a group cohesive. Music-making with other people in your tribe is a very ancient, human thing to do. 
Wow!
De Singalongs die we eens in de twee maanden in Cazals doen, zijn de ultieme group cohesive. De tribe ontstaat vanzelf: iedereen kan komen binnen wandelen. Lang niet iedereen kent elkaar, maar iedereen kent de liedjes uit de jaren zestig, zeventig en tachtig.
Wat me elke keer weer verbaast en ontroert: dirigeren is niet nodig. Bij het horen van de intro’s door piano en gitaar gaan de deurtjes naar het lange termijngeheugen open en stappen alle Singalong-zangers de Teletijdmachine binnen om te worden teruggestraald naar twintig jaar en langer terug. Angie, toch niet makkelijk qua timing, klinkt als uit één mond. Rock around de clock rockt. Imagine huilt. Hey Jude maakt de improvisatie-drang los bij de wat meer ervaren deelnemers, die dan weer zingend worden toegejuicht door de rest. Een solo-gezongen Time after time verandert de groep van twintig plus zangers in een subtiel achtergrondkoortje. Allemaal zonder repetities, allemaal spontaan uit het sja, oer-geheugen…?
En ik mag aan mijn piano er tegenover zitten en het allemaal zien gebeuren. Twee keer drie kwartier op een stormachtige zaterdagmiddag wordt er nonstop gezongen - en gelachen natuurlijk. Als de tribe dan uit elkaar gaat, zie je rode wangetjes en glanzende ogen, net als toen je klein was en terugkwam van schoolreisje.

© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.