maandag 22 februari 2016

Het weer met Madame Verny



Een grote grijze wolk reikt tot net boven de heuvels aan de overkant waar het zuiden is. Daar is in de vroege ochtend een streep licht zichtbaar. Alsof in Cazals de zon schijnt en hier op de heuveltop niet. Het lijkt wel of de wolk is blijven hangen van een paar dagen terug: noordenwind vanuit de Dordogne, koud en vriezend. Maar er hangt verandering in de lucht. 

Deze vroege ochtend is het net alsof ineens de lente wakker geworden is. Je kunt ‘m ruiken. De vogels gillen om het hardst. Ik laat de winterjas maar thuis. Als ik naar madame Verny in Cazals rijd, is het inderdaad hier bewolkt en daar zonnig. Een verschil van maar vijf kilometer. De wolkendeken die ik op mijn heuvel heb, is zichtbaar in de verte. Het weer is een raar ding in het Zuidwesten. We wonen precies op een administratieve grens, maar het is dus ook een weer-grens, of een klimaat-grens, of in elk geval een interessante grens.

Madame Verny zegt dat dat door de Dordogne komt, en okee, ook een beetje door de Gironde. Maar vooral, en ze spert haar bruine ogen ver open, door het Massif Central met zijn oude vulkanen. Hoewel we daar nog een heel eind van af zitten. Maar let op, zegt madame Verny. Intussen warmt ze mijn kopje koffie op in een pannetje op het fornuis en ik installeer me in haar warme serre met een van de vier katten op schoot. ‘Als het in de Cantal sneeuwt,’ roept ze vanuit de keuken, ‘hebben wij noordenwind en als de zuidenwind weer opsteekt en het tegen die van het noorden opneemt, krijgen jullie in de Dordogne eerst een hele tijd bewolking, terwijl wij in de Lot al mooi weer hebben, tu comprends.

Ik zit graag in de serre van madame Verny. Ze weet alles en vertelt gepassioneerd. Ze weet van weersverandering, ze kent de voies de crête, de oude Keltische wegen die over het hoogste punt van de heuvels lopen, ze weet van heel oude graven in het ruige gebied ten zuiden van Cazals, ze kent de geschiedenis van eeuwen terug, hongersnood en oorlogen in de Quercy. Ze is van hier, uit Les Arques om precies te zijn. Strenge winters, in Les Arques, vertelt ze. Min vijftien vroeger. Op overschoenen met door vader gemaakte rubber hoesjes eromheen naar school lopen en daar het vuur aansteken. (Toeristische tip: die school is nu het enige restaurant haute gamme in de streek: Les Arques, La Récréation. Erg lekker. Eerst naar het Zadkine-museum en dan daar lunchen.)

Intussen kijk ik naar de wolkendeken, die zich aan het terugtrekken is richting noorden. ‘Zie je,’ zegt madame Verny, ‘zuidenwind. Straks is het bij jullie in de Dordogne ook mooi.’ Langzamerhand leer je je nieuwe gebied een beetje kennen. Zo is het dus in de winter, en ’s zomers valt steeds op dat buien langs de grens van de heuvel lijken te strijken, zodat je ze voorbij kunt zien gaan. Op de heuveltop blijft het dan droog. Te droog, zeggen naburige paysans vaak.

‘We hebben geluk in de Lot,’ zegt madame Verny. ‘We kunnen alles planten hier. We hebben iets van het zeeklimaat, we zijn een beetje méditerrannée, en we hebben iets van het bergklimaat. Daarom hebben we èn palmen èn platanen èn dennen. En echte seizoenen. En kijk naar La Roque Gageac, microklimaat! Allemaal planten die je in Nice ook ziet. Dat doet de rivier de Dordogne, want die is nooit bevroren, tu vois.

Later die ochtend, op de markt van Cazals, is het echt voorjaar geworden. Michel de bio-groentenman zet zijn muts af en haalt de handen door zijn indrukwekkende krullenbol. Céline, een danseres die appelsap en confitures faits maison verkoopt, heeft de mouwen van haar dikke trui opgestroopt en haar ranke armen zijn druk aan het gebaren in discussie met haar al net zo ranke dansers-vrienden, die hun shawls in hun mand proppen en met de ogen knipperen in het zonlicht. Iedereen heeft de tijd, de twee terrassen van het dorp zijn overbevolkt. C’est le printemps qui est arrivé!

Terug naar de Dordogne. Het heeft wel wat om op de grens van twee departementen te wonen. Wij in de Lot en jullie in de Dordogne, madame Verny is niet de enige die zo praat. Maar op de heuvel schijnt nu ook de zon. Naar buiten! Het seizoen is begonnen! 

© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.

dinsdag 9 februari 2016

Lichtgevende bomen



Voordat ik in Frankrijk kwam wonen, kende ik het Zuidwesten alleen maar van zon- en bloemovergoten straatjes, Kermitgroene weilanden en balkons die doorzakken van de geraniums. In de winter is het een heel ander verhaal. De Fransman klaagt steen en been want het is koud, of nat, of veel te warm voor de tijd van het jaar. Maar het is vooral kaal. Eiken en walnotenbomen zijn veranderd in spookachtige griezels met grillige tengels.

De émigré ziet dat ook. Er zijn dan twee manieren om te reageren. De ene is de grijsgroene wereld in kijken en concluderen: Regen en kou! Kaal en deprimerend! Wegwezen! Deze émigrés vertrekken dan als ze verstandig zijn naar Spanje of Thailand, om bij het krieken van het voorjaar weer aan te schuiven op het terras van Café de Paris voor acht verrukkelijke maanden zonne-seizoen.
De andere manier om tegen de Zuidfranse winter aan te kijken is sjaal om en naar buiten! Want er is zoveel moois te zien. Grijsgroen en mistig kan ook rustgevend en mysterieus zijn. Misschien heeft je ziel dat juist nodig na een zomerseizoen vol geuren, kleuren en andere vormen van drukte. Ik hang deze tweede manier aan en wandel muts op sjaal om rond in de sprookjeswereld die Périgord Noir heet.

In dat live prentenboek verbaas ik me over het lichtgevende effect van de grijsgroene korstmossen op de bomen, iets wat je alleen kunt zien als de bladeren er af zijn. Er zijn ijskoude en doodstille nachten onder een glasheldere sterrenhemel en het geluid van alleen een jagende uil en een enkele blaffende hond op een ver boerenerf. Knusse avonden bij een vuur van zelfgehakte houtjes. Walnoten kraken met de 94-jarige oma van onze ex-huisbaas. Leren hoe je een eend in stukken verdeelt van Pierre, die de lekkerste paté van het dorp maakt (suiiiivre l’os! Altijd het bot volgen!). Pâté maken omdat in januari alle eendproducten in de aanbieding zijn. Op de markt de nieuwe kraam bewonderen van de plaatselijke angora-geitjes-fokker die het plotseling op een bierbrouwen heeft gezet. ‘Bokkepis’, staat er op het etiket.

En je zult het kerstconcert van ons plaatselijke koor maar missen. Met het zevenjarige kereltje dat na afloop komt vragen of Jezus nou de god van de wind is. Alle wereldreligies tegelijk in de klas. Dat krijg je met de scheiding van kerk en staat.

Met het blad aan de boom zie je de helft van alle Franse monumenten niet, zegt de burgemeester van Montcléra en hij heeft gelijk. De mooiste foto’s maak je in de winter. Plus dat alle beroemde plekken dan zoveel minder overlopen zijn. In Saint-Cirq Lapopie kwam ik onlangs maar liefst drie andere toeristen tegen. Op elke autorit zie je iets nieuws: tussen de bladloze bomen schemeren spannende dingen. De ruïne van een heel dorp in een bos. Een hunebed, een menhir. En op een kale rots zijn de kastelen van de Dordogne nog veel imposanter. En dan de Zuidwest-Frankrijk-Bonus: al die zonnige dagen in december en januari met voorjaarsgeuren en -geluiden.

 Laat mij dus maar thuis in mijn hutje op de wei. Straks is het even drie weekjes lente en daarna barst gauw de zomer weer los.
Deze column is gepubliceerd in Maison en France, februari 2016.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.

zondag 7 februari 2016

Russisch eten in La France Profonde



Mijn favoriete leerling heet Grigory. Niemand is zo ad rem, zelfrelativerend en charmant als hij. Grigory is Parijzenaar van geboorte, maar Rus van afkomst. Hij komt op pianoles omdat hij bij het zien van een piano altijd aan zijn oma in Sint Petersburg moet denken, die zo mooi Chopin speelde. Dat hij 72 jaar oud is, houdt hem niet tegen. Grigory heeft wel gekkere dingen gedaan in zijn leven. Zo heeft hij bijvoorbeeld al vijf huizen compleet gestript en gerenoveerd, min of meer eigenhandig. Als hij er dan eindelijk in kon gaan wonen, was de lol eraf en verkocht hij het zaakje weer. Toen hij drie jaar geleden in de Lot kwam wonen en besloot een pittoresk boerderijtje te kopen – traditioneel en pierre, alles d’origine en onbewoonbaar – haakte zijn vrouw af. Die woont nu in Bordeaux in een stadsappartement en samen doen ze het co-ouderschap voor zes katten. ‘Ik snap wel dat ze geen zin meer had hoor,’ zegt Grigory, die nog liever dan pianospelen hele lange verhalen vertelt en daarbij het stof van de toetsen aait, ‘eigenlijk had ik er ook niet aan moeten beginnen. Maar ja, ik ben nu begonnen.’ 

Natuurlijk heeft Grigory helemaal geen tijd om piano te spelen. Zijn huis moet af en dat al drie jaar lang. Het is indrukwekkend hoe ver hij al in zijn eentje, soms met hulp, gekomen is. Een aannemer heeft het oorspronkelijke huis twee keer zo groot gemaakt. Het geraamte is klaar: de muren staan, er zit een dak op. De rest doet mijn pianoleerling zelf. Ramen erin, isolatie zetten, vloerverwarming aanleggen, betonvloertje storten. Is het nou al een keer klaar, vragen zijn kinderen, die vooral in de zomer graag bij hun vader in en om het zwembad liggen (want dat was natuurlijk als eerste klaar, first things first). Als dochterlief daar weer een keer naar geïnformeerd heeft, klaagt Grigory in de pianoles steen en been over grenzeloos egoïstische kinderen die alleen maar met vakantie willen komen en geen oog hebben voor hun vader die zo aan het beulen is. Ondertussen is hij beretrots op de keuken die hij eigenhandig heeft aangelegd, met mooie natuurstenen tegels op de vloer. En hij toont, als hij ons op een hete zomeravond heeft uitgenodigd voor een Russische maaltijd, de enorme ren die hij voor zijn katten gemaakt heeft, omdat die de neiging hebben om te verdwalen terwijl ze aan het spelen zijn. Nu kunnen ze op onderzoek uit zonder dat hij ze ergens uit een boom moet redden (want hij klimt als het moet ook in bomen).

De Russische maaltijd had eigenlijk in de winter plaats moeten vinden, want Grigory wil ons borsjt laten eten. Maar het kwam er steeds niet van en zo staat er nu op het terras, naast het zwembad, onder de parasol, een grote pan dampende winterstamp. Maar eerst krijgen we blini’s met een dienblad vol zalm, heilbot, forellen-eitjes en vispaté. En wodka. ‘Drink maar leeg,’ houdt onze gastheer de fles bij, ‘dan krijg je meteen nieuwe.’

Dat Grigory in zijn werkende leven een succesvol zakenman is, merken we in zijn gastheerschap. Hij is gastvrij en dwingend. We drinken dan ook braaf onze glazen leeg (dat is net als bij mijn Onkel Herbert, een origineel Pruisische ijzervreter van inmiddels 91 jaar. Je hoeft niet te proberen om aan je glaasje Wacholder te nippen. Nee, dat moet meteen achterover, hinten hoch, en dan hup, gauw een tweede. Je ziet die gewoonte ook nog weleens op teevee in oude Krimi’s) en vertrouwen er maar op dat de blini’s voor een goeie bodem zorgen. Omdat de schaal met vis voldoende is voor een halve schoolklas, krijgen we niet veel borsjt weg. Eigenlijk zijn het twee hoofdgerechten, bedenk ik tijdens het eten. Een bietenslaatje bij die vis, eventueel brood of pannekoekjes in plaats van blini’s en je hebt een verrukkelijk licht etentje. Maar drink er geen wodka bij, dat is te dodelijk. Eerder een mooi wit wijntje.

Makkelijke bietensalade

Snij gekookte bieten in dunne schijfjes.
Maak een dressing van mosterd, kappertjes, olijfolie, honing, zout, peper, balsamico-azijn.
Hussel goed door de bietjes heen en laat intrekken.

Doe de salade in een mooie schaal en garneer met

  • Plakjes hardekookt ei
  • Schijfjes avocado 
  • Geroosterde pijnboompitten
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.