dinsdag 28 april 2015

Silence


Het allermoeilijkste wat een ondernemer kan doen, is zichzelf vrij geven. Toch moet het een keer. Vooral nu het voorjaarsgroen nog zo fris is en de boterbloemen en blauwe regens op hun mooist.  Zo sta ik na een ontbijtje met croissants in de zon – het is per slot toch een vrije dag – foto’s te nemen de mairie van Cazals. De kleuren van de bloesems overal in het dorp zijn bijna te fel om naar te kijken. En om de blauwe regens te fotograferen, weet ik niet waar ik moet kijken, ze zijn overal.

Volgende etappe. Naar Les Arques, het fotogenieke kunstenaarsdorp waar Zadkine werkte en waar je nu elke zomer naar kunstfestivals en muziekworkshops kunt, compleet met bekende artists-in-residence. (toeristische tip: het enige restaurant is ook meteen een culinaire hotspot: La Récréation).

Parkeren moet aan het begin van het dorp, de rest is voetgangers only. Als ik de parkeerplaats oprij, kan ik nog net een jonge spaniel ontwijken die blij voor de auto springt. ‘Lara! Viens ici!’ Een bejaarde dame met een platinablond kort kapsel gilt naar de hond en komt met zwaaiende armen op me af gehold. O jee. Ik reed maar 10 kilometer per uur, daar kon het niet aan liggen. ‘Je vous connais!’ joelt ze. Ze steekt haar hoofd door mijn raampje en duwt twee onverwachte klapzoenen op mijn wangen. ‘Ik ken u wel! U speelt weleens in de mis op een clavier! En ik heb uw koor op de Marché de Noël gehoord! Weet u wie ik net heb uitgezwaaid? De directeur van het symfonieorkest in Parijs!’ Ik moet even bijkomen van deze stormachtige begroeting en murmel dat ik de auto even parkeer zodat ik de motor uit kan zetten.
Ze wacht me op. ‘Ik heb een gite hier,’ ratelt ze verder. ‘Daarom ken ik ze allemaal. Vorig jaar had ik allemaal beeldhouwers. Gewoon bij mij in de tuin! Komt u niet even kijken in de gite?’

Argh. Niet nu. Tegen het middaguur is alles wat je fotografeert zinderend wit. ‘Mag het straks,’ vraag ik. ‘Ik wil nog naar de kapel van Saint André om de fresco’s te zien.’ Geen probleem. Ze is er. Haar man ook en de hond en de katten. Ze gaan sowieso nooit zoveel weg. Druk, weet u. Al die gasten. Al die mensen die Les Arques en het museum en de festivals willen meemaken. Maar allez, tot straks. Kom Lara, niet tegen de auto van mevrouw aan plassen. U loopt gewoon die tuin daar binnen en daar zijn we. Meneer en mevrouw Hémon. Fijne wandeling gewenst.

Zo wild als de chef van Lara is, zo stil is het dorp. Vier wandelaars met witte sokken, korte broeken en rugzakjes dwalen tussen de gele muren en kijken op naar blauwe luiken en lentebloemetjes. De kerk van Les Arques met zijn super-akoestiek (gisteren de toestemming voor de zangvakanties gekregen!) torent fier overal bovenuit. In het museum haal ik de sleutel van de kapel van Saint André. Die ligt ergens verscholen in een bosje tussen de heuvels. De weg erheen is sprookjesachtig, zonnig en verlaten. Duizend jaar oud en eenzaam staat de kapel hoog tussen oude eiken. Aan de ommuurde kleine begraafplaats staat een kronkelige fruitboom met tere witte bloesems. Aardhommeltjes zoemen rondom een gat hoog boven in de muur. Er zingen wat vogels en een paar bomen verderop klinkt het gehak van een specht. Verder is het doodstil. 

De deur van de kapel gaat krakend open en hagedissen schieten weg. Dan, de lichtval door smalle raampjes en als de ogen aan het donker gewend zijn, de veertiende-eeuwse fresco’s in rood, oranje en amber. Met zoveel eeuwen die op me neerkijken, voel ik me nietig en gezegend tegelijk. Ik blijf er een hele tijd.

Op de terugweg naar Les Arques realiseer ik me dat ik niet eens de akoestiek heb uitgeprobeerd. De stilte en de energie van de plek was te overweldigend. 

(wordt hier vervolgd)

meer tweedelige geschiedenissen

© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.